Resultaten meten bodem- en maaivelbeweging (2021 en 2022)
Toelichting onder de grafieken.
Effecten Sub-irrigatie op de bodembeweging/bodemdaling
Metingen met betrekking tot de verticale beweging van de klei- op veenbodem worden gedaan door KnowH2Oism Moisture Matters, onder leiding van Gé van den Eertwegh. We plaatsen medio januari 2021 de twee Vertical Soil Movement (VSM)sensoren op twee percelen van Kees Baan. VSM werkt met een haan die op het maaiveld ligt. De meetopstelling is verankerd in het zandpakket onder de veenbodem en de opstelling is voorzien van een peilbuis met een sensor om de grondwaterstand continu te meten.
Eén meetlocatie betreft een perceel met sub-irrigatie en aangepast slootpeil, de tweede locatie betreft een referentieperceel onder huidige praktijksituaties. We volgen de verticale beweging van de klei-op-veenbodem elk kwartier.
Onderzoeken ouderen in Nederland melden een tijdelijke dynamiek: een daling van het veld in de relatief droge en warme zomerperiode en een stijging van het maaiveld in de relatief natte en koude winterperiode, waarbij een open- en neergaande beweging vermindert in de orde van grote van enkele centimeter. Op een duurzame tijdschaal (dagen, weken) is de bodembeweging sterk gerelateerd met de grondwaterstand. Dat lezen we ook in het rapport.
Verklaring van de bodembeweging:
De beweging houdt sterk verband met de grondwaterstand, het resultaat is van het weer (neerslag en verdamping), de hydrologie ter plekke (incl. ontwatering via de kavelsloten), en de proef: water aanvoeren via subirrigatie en water afvoeren/afpompen via de regelbare drainage op het proefperceel, in combinatie met hogere slootpeilen rondom het proefperceel.
We zien ook de effecten van afpompen van water op het proefperceel onder natte omstandigheden (zie ook tussenrapportage) in juli 2021 en eind december 2021/begin januari 2022. Het maaiveld op het proefperceel vermijdt direct, waardoor de verschillen in de netto bodembeweging (omlaag) tussen proefperceel en referentieperceel wordt kleiner. Bodembeweging is een resultante van een aantal processen. We zien in onze waarnemingen belangrijke effecten terug van het weer (neerslag en verdamping) en van de proef (aanvoeren en afvoeren, hogere slootpeilen).
Toelichting grafieken en waarneming (zie ook recente grafiek en trendgrafiek)
De sensoren die elk kwartier de maaiveldhoogte meten staan op het proefperceel (met subirrigatie en hogere slootpeilen) en referentieperceel (reguliere situatie met polderpeil) in Molenaarsgraaf.
De bovenste grafiek bestaat uit twee grafieken. Grafiek 1 laat de gemeten hoogte zien vanaf het begin van de metingen in het project in februari 2021 tot en met 2022.
Grafiek 2 laat in grijs zien het verschil in hoogte van het maaiveld tussen proefperceel en referentieperceel. Een negatieve waarde betekent dat de maaiveldhoogte van het referentieperceel lager is dat die van het proefperceel.
Grafiek 3 onder te tekst geeft de situatie weer van eind februari 2023. We meten dus nu 2 jaar. De variatie van de hoogte in de tijd vanaf februari 2021 tot en met 2022 is kleiner bij het proefperceel. Het verschil in maaiveldhoogte tussen het proefperceel en het referentieperceel laat zien dat de hoogte van het referentieperceel meer/sterker afneemt in de tijd dan die van het proefperceel. Het verschil was net name heel groot in de droge zomer van 2022.Op 16 augustus was het verschil ruim 104 mm (10 cm) Het weer is voor beide percelen gelijk. De dynamiek wordt o.a. bepaald door neerslag, verdamping en management door de melkveehouder.
Voorzichtige conclusies