Effecten vernatting op de natuurwaarden

De resultaten na drie jaar monitoren



 

Waterinfiltratie heeft een bescheiden positief effect op de biodiversiteit

 

De boeren breken een lans voor een landbouwbeleid dat rekening houdt met de  biodiversiteit. Met deze vernattingspilot rekenen we ook op een verhoging van de biodiversiteit. 

De nulhypothese

is dat er geen effect van vernatting waar te nemen is op de biodiversiteit. Er bestaat geen relatie tussen verhoogde grondwaterstand, verhoogd slootwaterpeil op de natuurwaarden. Er treedt dus geen verschil op tussen het vernatte perceel en het niet-vernatte perceel. 

Wij verwachten (onze hypothesen) dat door vernatting en het verhogen van het slootpeil:

  • Langs de sloten natuurvriendelijkere oevers ontstaan; 
  • Toename van het bodemleven;
  • De waterkwaliteit verbetert.;
  • Weidevogels aangetrokken worden; 
  • De biodiversiteit verhoogt en 
  • Duidelijke verschillen zijn waar te nemen tussen het pilotperceel en het refrentieperceel.

Vernatting door verhoging grondwaterpeil en verhoogd slootwaterpeil zijn twee  kritische prestatie indicatoren om te kunnen werken aan verbetering van de biodiversiteit in de pilot. Door monitoring van flora en fauna op de percelen en in de sloten hopen we dit de komende drie jaar te bewijzen.

We onderzoeken:

  • De flora  en doen opnames op drie zones gras, sloot en oever
  • 10 x per jaar de vogels en met name kijken we naar de foeragerende weidevogels
  • De kwaliteit van het slootwater
  • De aanwezigheid van vlinders, libellen en sprinkhanen.
  • De samenstelling van de botanische grassen en kruiden

Sommige onderzoeken doen we maandelijks, andere jaarlijks en weer anderen volstaan we met een nul- en een eindmeting. Uiteraard doen we deze onderzoeken zowel op het vernatte- als op het referentieperceel. Op basis van de uitkomst van 3 jaar onderzoek zullen we de nulhypothese kunnen verwerpen of behouden.


Resultaten monitoring vegetatie (2020 - 2023)

Van de herhaalmeting die is uitgevoerd in augustus 2023 en een vergelijking met de resultaten uit de nulmeting van augustus 2020.

Drie jaar na start van het drukdrainageproject is de vegetatie opnieuw bemonsterd, precies op dezelfde wijze als eerder bij de nulmeting is gedaan. Bemonstering omvat het grasland, de oevers en de sloten. 

Conclusie:
Tussen de drukdrainage- en referentiepercelen zijn, drie jaar na de start van het project, kleine verschillen zichtbaar. De vraag is of de verschillen toe te schrijven zijn aan het toepassen van drukdrainage. De toename van vochtindicatoren in de graslanden bij Baan en Verhoef kunnen een effect zijn van de drukdrainage. Dit is wellicht een kwestie van meer tijd: vegetatieontwikkeling gaat gewoonlijk langzaam, met name in gebieden waar graslanden, oevers en sloten al decennialang op dezelfde wijze worden beheerd.  Lees verder in het rapport


De egelskop heeft het naar zijn zin : Vegetatieopnames in 9 sloten in 2021 - 2023 

Vernatting heeft een positief effect op de slootvegetatie. Dat is de voorzichtige conclusie die we  trekken na 3 jaar onderzoek. 2022 was het beste jaar van de drie. Toe te schrijven aan de mooie zomer? 

Prachtsloten
Het wordt uit andere onderzoeken in de regio AV duidelijk, dat naast schoon water het beheer een sleutelrol vervult in de verhoging van de biodiversiteit.


Weidevogels hebben het goed op het vernatte perceel

Relatie vernatting en aantal weidevogels
3 jaar is te kort om 100% zuivere conclusies te trekken over de relatie vernatting en aantallen weidevogels. Voor het overzicht hebben we de extremen (Bij Verhoef een zwerm kievitten) eruit gehaald. Als je de data per jaar bekijkt kan de de volgende conclusies trekken:

NB Het lijkt dat drukdrainage goed is voor weidevogels maar significant is het niet. Daarvoor zouden we meer data moeten hebben of de tellingen de komende jaren moeten volhouden.  Lees verder in de rapportage


Vlinders, libellen en sprinkhanen lijken een lichte voorkeur te hebben voor drogere referentiepercelen. 

 

Het aantal sprinkhanen verschilt sterk tussen de drukdrainage- en referen- tietrajecten. In 2020 en 2023 werden veel meer sprinkhanen gezien op de referentiepercelen. De kustsprinkhaan (Chorthippus albomarginatus) was de meest talrijke soort, maar ook de bruine sprinkhaan (Chorthippus brunneus), krasser (Chorthippus parallelus) en het gewoonspitskopje (Conocephalus dorsalis) werden relatief veel gezien.

Libellen werden heel wat meer waargenomen met in totaal 2370 exemplaren. Het lantaarntje was verreweg de meest talrijke libellensoort met in totaal 2195 imago’s (92,6% van het totaal) Het lantaarntje (Ischnura elegans) heeft van alle libellensoorten in Nederland de minst uitgesproken habitatvoorkeur en komt ook veel in voedselrijke ondiepe poldersloten voor.


Documenten

Terug naar het hoofdmenu